
Kijk mij aan,
kijk mij aan,
kijk mij aan als we samen staan.
Vingers verstrengeld,
gedachten vermengd,
vergeet ik soms dat wij twee zijn.
Dat de oude gedachten,
geschreeuw en gefluister,
vergeten wonden, de dagelijkse pijn,
het beven van lippen,
de stilte van handen,
niet de mijne zijn…
Ik draag elke dag,
ongezien, nooit verteld,
enkel zwijgen mag.
En zij zegt:
‘Kijk mij aan.’
En ik verstijf,
spreek enkel de taal van mijn lijf.
Woorden dansen in mijn borstkas,
tintelen in mijn vingers,
dovemans Taal
en zij staart naar mijn lippen.
Mag ik denken aan weggaan.
Ik zag u staan.
Vereer de verwachting,
verleer eigen grens.
Verliefd en verloren;
relatie geboren,
hulpeloos gekoesterd.
Niemand die ons vertelt hoe dit moet.
Gij verstopt uw verleden
en ik speel mee
verliefd op het idee.
Jij brengt mij thuis;
ik verkramp.
Jij deelt met mij;
ik verlang.
Jij streelt mijn huid;
ik brand van angst.
Wil een veilig spel,
snel en veraf
en jij komt te dichtbij.
Jij houdt me vast
en ik draag.
Draag mijn naam in het donkerste van mijn bestaan.
Kijk mij aan
en ik bezwijk.
Houd me vast
voor het slijk mijn keel bereikt
en ik verdwijn in het iemand anders zijn.
Mag ik denken aan weggaan
En mag ik dat dan ook doen