Er is geen nacht, dat ik niet, in mijn winkel wacht.
Mijn lief, mijn vrouw
er is geen nacht dat ik niet, winkelwacht.
Maar al lang niet meer op jou.

Klokslag acht, dag man en hond.
Knikt en lacht, snuffelt wat rond.
Hondenleven heb ja al,
hondenbrokken staan er nog.

Mijn lief mijn vrouw 
er is geen nacht dat ik niet, winkel wacht.

Vijftien negen, is ze weer.
Joggingbroek en ogen neer.
Schuldgevoel en chocola.
wil haar troosten, kijk haar na.

Mijn lief mijn vrouw
er is geen nacht dat ik niet winkelwacht.

Tien voor tien, een man in pak.
Sterke drang, plastic zak.
Met reputatie koop je niets.
Maar geld genoeg voor sterke drank.

Vijf voor twaalf, hij heel serieus.
Zij bloost en lacht, ietwat nerveus.
Uitstel graag voor ouderschap,
de jeugd moet enkel jong en knap zijn.

Vlak voor sluiting, zie ik jouw 
sigaret, bij een andere vrouw.
Zij kijkt mij aan en ik verdwijn,
terug naar de tijd van samen zijn.

Mijn lief mijn vrouw
er is geen nacht dat ik niet winkelwacht.
Maar al lang niet meer op jou.